Raamwerk cumulatieve effectbeoordeling voor de Noordzee

17 mei, 15:00

De problematiek op de Noordzee is volgens Gerjan Piet van Wageningen Marine Research in grote lijnen vergelijkbaar met die op de Waddenzee. In zijn lezing liet hij daarom zien hoe het raamwerk voor cumulatieve effectbeoordeling voor de Noordzee tot stand kwam.

Dat begon circa tien jaar geleden met twee Europese initiatieven, zo vertelde de marien ecoloog: de Kaderrichtlijn Mariene Strategie en de Biodiversiteit Strategie. Die vroegen om een integrale effectbeoordeling voor ecosysteemgericht beheer en biodiversiteit, die dus over alle sectoren moest gaan. “Dat maakte het complex. De vraag was dan ook hoe daar een behapbaar raamwerk meet herkenbare entiteiten van te maken”, aldus Piet.

Een randvoorwaarde was dat daarom dat de effectbeoordeling alleen over directe effecten van menselijke activiteiten moest gaan. Dus niet over bijvoorbeeld de indirecte effecten, zoals via het voedselweb. Verder gold dat deze relevant voor het beheer moesten zijn. Met andere woorden: klimaateffecten zijn niet meegenomen. Die worden beschouwd als ‘externe drijver’.

Om die complexiteit te structureren, zijn zogenaamde effectketens ontwikkeld die het interactiemechanisme beschrijven, zo toonde de spreker op een sheet. Bijvoorbeeld de interactie tussen visserij (sectoractiviteit), middels de vangst (drukfactor) op vis (ecologische component of receptor).

Effectketens
De drukfactoren zijn in drie hoofdgroepen te onderscheiden (biologisch, fysiek en stoffen, afval en energie), die elk weer onderverdeeld zijn in specifieke factoren. Onder ‘stoffen, afval en energie’ vallen bijvoorbeeld microplastics, maar ook geluid en licht. Ook de sectoren en de receptoren kunnen nader gespecificeerd worden. Afhankelijk van het detailniveau zijn zo 3.000 tot 47.000 effectketens mogelijk, zo maakte Piet duidelijk met een diagram van alle mogelijke combinaties.

Daarbij zijn de gevolgen van de verschillende drukfactoren uiteraard niet allemaal even groot, erkende de spreker. “Daarom is een weging nodig.” Dat gebeurt door het maken van een risicobeoordeling: de kans op een interactie wordt afgezet tegen het gevolg van die interactie. Hoe gevoelig is een vissoort bijvoorbeeld voor geluid? En hoe vaak komt dat geluid in dat gedeelte van de Noordzee voor?

Zo’n beoordeling wordt tot nu toe voornamelijk op basis van inschatting – “expert judgement” – gemaakt, vertelt Piet. Streven is de impact preciezer te kunnen beoordelen en daarvoor zijn (veel) data – en dus onderzoeken – nodig.

Kieuwnetvisserij
Duidelijk is wel dat de visserij in de Noordzee nog steeds koploper verstoring is. Niet alleen door de vangst, maar ook door verstoring van de zeebodem en zwerfvuil. Het probleem wordt helder als de volgende gegevens met elkaar gecombineerd worden in een effectketen: waar vindt bijvoorbeeld kieuwnetvisserij plaats, waar zit bijvoorbeeld bruinvis en wat is de impact?

De uitkomsten van alle mogelijke effectketens moeten uiteindelijk ingezet worden voor integraal beheer – ook qua ruimtelijke ordening – dat ook rekening houdt met de ecologische en biodiversiteitsdoelen m.b.t. de Noordzee. Eerste inzet is nu het verder dichten van de kennislacunes, verklaart Piet. “Daarin loopt Nederland in Europa nog wat achter.”

Concluderend kunnen we stellen dat een dergelijke methode ook geschikt zou zijn om de verstoring in de Waddenzee beter te kunnen duiden.


Download de slideshow