Vogeldeskundige Bruno Ens (Sovon) deelde een aantal bevindingen uit een grootschalig onderzoek naar de achteruitgang van de scholekster (CHIRP). Deze vogel overwintert op het wad en broedt langs de Nederlandse kust. Het is de langstlevende weidevogel, hij kan wel 46 jaar worden, maar ook de soort die het hardst achteruitgaat. De aantallen liggen al jaren ver onder het instandhoudingsdoel voor de Waddenzee.
In 1985 overwinterden er 260.000 scholeksters in de Nederlandse Waddenzee, in 2002 nog slechts 175.000. Als mogelijke oorzaken voor deze achteruitgang noemde Ens zeven ‘drukfactoren’: het voorkomen van invasieve exoten, de schelpdiervisserij, eutrofiëring, klimaatverandering, diepe bodemdaling, menselijke verstoringsbronnen (recreanten, vissers, boten, vliegtuigen) én natuurlijke verstoringsbronnen (roofvogels, landzoogdieren).
De scholekster leeft ’s winters van schelpdieren, dus de schelpdiervisserij betekent directe concurrentie, aldus de vogeldeskundige. Meer dan de veelgenoemde mechanische kokkelvisserij lijkt de mechanische mosselvisserij hier de boosdoener, betoogde hij. “Droogvallende mosselbanken werden rond 1990 vrijwel volledig weggevist, terwijl mosselen voor scholeksters een zeer belangrijke voedselbron vormden.” Naar schatting 82 procent van genoemde vastgestelde afname is hierdoor te verklaren, tegenover ‘slechts’ 17 procent door de mechanische kokkelvisserij, zo berekende hij.
Het langzame herstel van de droogvallende mosselbanken ging ondertussen gepaard met de opkomst van de Japanse oester. Ook dat is volgens Ens slecht nieuws voor de scholekster. “Daar kunnen ze niets mee, terwijl de Japanse oester wel het voedselaanbod op de schelpdierbanken verlaagt.”
Weidevogel
In het broedseizoen zijn de meeste scholeksters weidevogel. Ze voeden zich vooral met regenwormen en emelten. De intensivering van de landbouw verklaart volgens Ens een belangrijk deel van de voortgaande achteruitgang van de populatie na het beëindigen van de mechanische schelpdiervisserij in 2005. Als mogelijke oplossing noemt hij het geschikter maken van de eilandpolders als broedgebied.
Tijdens het broedseizoen hebben scholeksters ook last van predatoren en van de toename van droogte door klimaatverandering. Door het gebrek aan voedsel in de winter kunnen ze bovendien in slechte conditie zijn, waardoor ze minder jongen voortbrengen in het broedseizoen. Voor jonge scholeksters kan de klimaatverandering overigens gunstig uitpakken, weet Ens. “Zij lijden namelijk vooral onder koude winters waarin de Waddenzee dichtvriest. Die winters komen minder vaak voor.”
Andere invloeden
Zeespiegelstijging en bodemdaling door gaswinning vormen tevens een risico voor een deel van de 15 procent van alle scholeksters die op de kwelder broeden. Hun nest kan immers overstromen. Volgens berekeningen is er minder voedsel beschikbaar als de wadplaten minder vaak droogvallen. Tot op heden zijn er echter geen aanwijzingen gevonden voor negatieve gevolgen van bodemdaling voor niet-broedvogels.
In het CHIRP-project, waarvan eind oktober de eindresultaten worden gepresenteerd, is tot slot de verstoring door vliegtuigen onderzocht met behulp van GPS-tracking, bij zowel de vliegtuigen als scholeksters. Bij Herculesvliegtuigen bleek het effect volgens Ens “enorm”. Sportvliegtuigjes en straaljagers daarentegen veroorzaakten weinig paniek onder de vogels. Voor de Waddenzee als geheel is het effect van de gesommeerde vliegbewegingen bijkans minimaal.
Dergelijk onderzoek is ook nodig om meer te weten te komen over andere menselijke verstoringsbronnen, zoals recreatie en vaarrecreatie, besloot hij. “Want dat is nog een groot vraagteken.”