In de laatste decennia van deze eeuw is de hoeveelheid zand en slib in de Waddenzee sterk toegenomen. De oorzaak is nog lastig te duiden: komt het door het verspreiden van baggerspecie of door autonome morfologische ontwikkelingen? Bart Grasmeijer van Deltares pleit voor satellietonderzoek.
Grasmeijer begon zijn presentatie met enkele grafieken die de hoeveelheid zand en slib in de Waddenzee van 1920 tot nu laten zien. Na de afsluiting van de Zuiderzee in 1932 was sprake van een sterke toename, die eind vorige eeuw wat afvlakte. Maar vanaf begin deze eeuw stijgt de hoeveelheid weer sterk, vooral in het oostelijke deel.
Om de oorzaak daarvan te duiden, zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd. Zo worden regelmatig puntmetingen naar zwevend stof gedaan op een aantal plaatsen in de Waddenzee. Uit langjarige analyses komen drie oorzaken van de sterk fluctuerende slibconcentraties naar voren. Als eerste is dat de wisselende aanvoer vanuit de Noordzee, veroorzaakt door bijvoorbeeld de aanleg van de Tweede Maasvlakte, door het al dan niet (frequent) optreden van stormen en door de onvoorspelbare aanvoer vanaf de rivieren.
Maar ook de kwelders zijn voortdurend aan verandering onderhevig, stelt Grasmeijer. Van invloed daarop zijn onderhoudswerkzaamheden, veranderende getijdestromen en het al dan niet optreden van stormen. Tot slot is er het voortdurend veranderende slibgehalte van de bodem door morfologische processen, baggeren en bioturbatie.
Op basis van de puntmetingen is het volgens Grasmeijer dan ook lastig om relaties vast te stellen en trends te ontdekken; daarvoor zou veel vaker gemeten moeten worden. “Maar ook satellietbeelden bieden mogelijkheden”, oppert hij. Die zouden dan liefst elke dag gemaakt moeten worden.
Niet voor de deur
Een ander onderzoek laat de verandering van de slibconcentratie door baggeren en verspreiden zien. Volgens Grasmeijer gaat het om een eerste ruwe inschatting, waaruit blijkt dat de invloed vooral lokaal is: rond de havens is de concentratie toegenomen. Baggeren leidt tot verlaging, het verspreiden van de bagger tot verhoging, luidt de conclusie.
Grasmeijer gebruikt hierbij de stofzuiger als metafoor: “Baggeren werkt als stofzuigen, verspreiden als het legen van de stofzuigerzak.” Leeg de stofzuigerzak niet voor de deur, luidt zijn advies dan ook.
Als voorbeeld noemt hij de vaargeul van Holwerd naar Ameland, die verbreed en verdiept is en regelmatig wordt gebaggerd. Op de foto in zijn presentatie is duidelijk te zien dat de vaargeul troebel is. De precieze oorzaak is volgens Grasmeijer lastig te duiden. “Komt dat door het baggeren of door morfologische veranderingen, zoals het ontstaan van nieuwe kwelders? Dat weten we niet.”
Vanaf 2011 is men de bagger dichtbij gaan verspreiden en toch is het totale volume sindsdien omhoog gegaan, zo blijkt uit een grafiek (sheet 9). Dat wijst er volgens Grasmeijer op dat er morfologische veranderingen, met lokale slibconcentraties, in het spel zijn. “Waarschijnlijk heeft verspreiding hier weinig effect.”